Na twee jaar pandemie en bijhorende wintersportvrije vakanties, trok ik met enkele winterliefhebbers in november 2021 naar een gletsjer om er mijn skiskills te verbeteren.
Het werd even een confrontatie met mezelf en de realiteit.
We keren even terug in de tijd en gaan naar maart 2016. Ik trek dan voor de eerste keer met mijn gezin naar de bergen omdat mijn man er zijn oude liefde wil delen met ons allemaal: skiën. Ik laat maar begaan en start in de beginnersgroep. Ik stel u even het plaatje voor: de beginnersgroep bestaat die vakantieweek uit drie leden, m.n. ikzelf en twee vierjarige kleuters. Ha! Dat wordt een dolfijne week. De skimonitrice vraagt me meteen naar mijn ervaring: “Euh, een weekje toen ik op mijn zestien met school ben gaan skiën” zeg ik aarzelend. Dat is voldoende, zo blijkt. Even een namiddag wat basisoefeningen op een blauwe piste en een dag later zit ik al in de volgende groep. Het niveauverschil is duidelijk: waar de groepsgenoten min of meer parallel de berg kunnen af skiën, doe ik alles nog in ploeg (gigantische spierpijn op het einde van de week, maar die vervelende squats hoef ik eventjes niet meer te oefenen. Mijn billen zijn getraind 😉). De monitor van dienst is bijzonder geduldig en zorgt ervoor dat ik tegen het einde van de week ‘aardig’ kan skiën.
Het jaar nadien klim ik opnieuw een groep hoger, want ik “maakte toch bijzonder gemakkelijk grote vorderingen”. Ook in 2017 leer ik snel en veel. De Italiaanse sfeer in de bergen zorgt voor fijne ontspanning achteraf. Je kan het al raden: de skimicrobe heeft me te pakken en het zelfvertrouwen is groot.
Nu moet ik zeggen: wanneer ik ‘gebeten’ ben door iets, laat ik het niet los. Ik ga er 100% voor, leer alles wat er te leren valt, neem lessen en bijlessen, ga tot in de details, analyseer alles en ik ben er telkens zo enthousiast over dat ik, naar wat mijn man zegt, soms vermoeiend ben om naar te kijken. Dat zijn zijn woorden.
Waar ik niet op had gerekend was dat mijn skistart dan wel flitsend mocht genoemd worden, op een bepaald moment stagneerde ik en bleef ik op de piste keer na keer dezelfde fouten maken en dat was telkens slikken. Alleen, mijn lat bleef waar ze lag en leek steeds moeilijker bereikbaar. Maar ze lag er. Onwrikbaar.
De faalangst begon binnen te sluipen.
Niettemin probeerde ik mezelf moed in te spreken: “Het zal wel lukken, nog wat meer lessen nemen, nog wat info vragen, extra filmpjes bekijken, en gewoon doorbijten”. Nog, opnieuw, meer.
En dan kwam onlangs de hamer op die ene gletsjer. Ik nam er deel aan een skistage voor gevorderden. In mijn hoofd was ik dat namelijk ook. Oh, vanitas!
Lap, de eerste dag liep het al fout: : ijs, ijs, ijs en … Ai! Amper vijf minuten waren we op de piste en daar lag ik al. Mijn zelfvertrouwen kreeg een ferme klap en ik dacht: “Lompe, waar haal je het in je hoofd je zo belachelijk te maken?!” Tranen in mijn ogen van boosheid, ontgoocheling en instant schrik, maar niemand die het kon zien. Die skibril kon het netjes verbergen. Waar was ik aan begonnen! Ik keek van achter mijn bedampte bril rond en zag ineens een heleboel semi-professionals die al véél langer dan ik op de skilatten stonden. In de pauzes en op de liften werd er gesproken over materialen, technieken, prestaties enz. Ik knikte mee, maar in mijn hoofd ging het van “Slik, wat doe ik hier? Ik kan me alleen maar belachelijk maken.”
Daar zat ik dan met nog een hele week voor de boeg. Er waren twee opties: opgeven of doorzetten.
Op zulke momenten is een goede begeleider goud waard.
Mijn monitrice. Een topmadam in alle opzichten, en dus ook als begeleider op de piste. Ze zorgde ervoor dat ik de groep kon volgen door me met kleine woorden gerust te stellen, tussenstapoefeningen te laten doen, door eerlijk te zijn en tegelijk mijn angst weg te nemen tijdens een afdaling: “Leticia, je niet focussen op de oefening zelf; zo kan je je niet ontspannen. Vertel me anders eens een verhaaltje tijdens je oefening.” En ja hoor, het werkte.
Zij had vanaf de eerste dag begrepen waar het voor mij de voorgaande jaren was fout gegaan: ik was véél te snel en zonder voldoende te oefenen en te groeien tot een niveau toegelaten, waar ik verkeerdelijk dacht me bij de groten te mogen rekenen. Mijn drang om de lat steeds hoog te leggen, droeg daar vlotjes aan bij. Het was dus een ideale plek om mijn angst om te falen te voeden. In die ene week werd dat pijnlijk duidelijk (en dat mag je ook letterlijk nemen). Toch stond mijn monitrice er als een stevige begeleider en heeft ze me niet één keer het gevoel gegeven: “Wat doe jij hier?”. Mocht ze deze blog lezen: oprecht bedankt, M..
Ik ben in die ene stageweek met veel angstmomenten en onzekerheden geconfronteerd. En elke keer speelde weer datzelfde riedeltje in mijn hoofd: “Waarom ben je hieraan begonnen? Je kan het niveau van de anderen nooit halen. Je houdt de groep tegen.” Enzovoort. Weinig opbeurends. De angst om te falen liet er zich in verschillende vormen zien: huilen, ziek, flauwvallen, ’s nachts in bed woelen en draaien, oververmoeid, …
Op de terugrit naar huis kon ik rustig alles nog eens overlopen en zowaar: mijn overlevingsdrang en goesting kwamen terug. Want wat moest er eigenlijk veranderen?
Moest ik mijn lat verlagen? Nee.
Moest ik de weg ernaartoe aanpassen? Niet per se.
Had ik meer tijd nodig? Ja. Absoluut.
Dat is het moment waarop mijn groeimindset het van mijn faalangst haalde. Ik zocht naar wat voor mij de oplossing was: meer tijd. Mijn angst om te falen nam meteen af want er was ook geen druk meer. Tijd is ondertussen geen factor meer. En het me willen bewijzen t.a.v. anderen ook niet (meer). Alhoewel… stiekem toch nog een beetje.
Nu kan ik mijn groeimindset (of doorzettingsvermogen – waar ligt de grens?) toepassen waarop ik ze nodig heb: het finetunen van het technisch skiën.
Ik hoop ooit echt goed te kunnen skiën en aardig in de buurt te komen van die toppers die een berg afglijden alsof het niets is. Lukt dat niet, jammer maar geen man overboord: mijn skimicrobe is nog even actief en mijn goesting op de latten ook. Groeien ga ik. En daar neem ik elk jaar wat tijd voor.